17 / 71

Haagse Hogeschool
Den Haag
1990 - 1996

  • Opdrachtgever

    Bestuurscommissie Haagse Hogeschool
  • Bouwlagen

    10
  • Bruto oppervlak

    95000 m2
  • Architect

    Atelier Pro
  • Projectarchitect

    Hans van Beek en Leon Thier, m.m.v. René Hoek
  • Interieurarchitect

    • Leon Thier
    • Alfa Huegelmann
  • Prijzen

    • Design Share Citation Award, 2002, internationale prijs beste schoolgebouw
    • FIP Award, 1997, Outstanding Structures
De Haagse Hogeschool is een zeer omvangrijk onderwijscomplex met 83.000 m² vloeroppervlak. Het biedt onderdak aan oorspronkelijk 13.000 studenten inmiddels 15.000 dagstudenten en 2.500 avondstudenten en meer dan 1.200 docenten.

Het ensemble van gebouwen vormt een nieuw stadsplein aan de Laakhaven en aan de nieuwe stationsentree van station Hollands Spoor. Een ovaal gebouw vormt het beeldmerk van dit plein. Het hart van de school is het Atrium waar alle gebruikers automatisch verzamelen en vervolgens hun weg vinden naar de verschillende onderwijsvleugels. Via de hoofdentree komt men in dit atrium. Het dak van het Atrium wordt gedragen door een rond volume met daarin de Aula. Vanuit het Atrium worden bezoekers via trappen en hoofdstraten naar de diverse sectorcentra geleid. Via een informeel weefsel van inpandige pleinen, zijstraten, stegen en trappen vertakken deze stromen zich geleidelijk tot een fijnmazig labyrint van looproutes. De langgerekte verdiepingen van de onderwijsvleugels worden diagonaal doorsneden door ‘cascades’ van in elkaars verlengde gelegen steektrappen. Elke vleugel heeft een karakteristieke vorm: het Ovaal, rond het Atrium, de Slinger langs het plein en de Strip, die de school een gezicht geeft aan de Laakhavenzijde. Een grote sporthal en een centrale bibliotheek completeren het complex. 
 

Het gebouw is een voorbeeld van "total design": we mochten ook het stedenbouwkundig plan ontwerpen, de parkeergarage, de nieuwe stationsentree voor Station Hollands Spoor en het interieur van de beeldbepalende plekken.
Ten behoeve van de sterk fluctuerende studentenaantallen per opleiding is een maximale ‘rek- en krimp flexibiliteit ingebouwd.Elke sector heeft een sectorcentrum waar sectorspecifieke onderwijs- en stafruimten zijn geconcentreerd. Daaromheen liggen de niet-sectorspecifieke ruimten als leslokalen en docentenkamers die door hun neutrale karakter in principe zowel aan de ene als aan de andere sector kunnen worden toebedeeld. Daarnaast voorziet de opzet van de Hogeschool in uitbreidingsmogelijkheden voor de twee langgerekte onderwijsvleugels met (huur)kantoren of studentenhuisvesting die toekomstige groei (of krimp) van de Hogeschool kunnen opvangen.
In de ruimtelijke en constructieve opzet van het gebouw is gebruik gemaakt van een verregaande mate van standaardisatie en repetitie. Seriefabricage maakte het mogelijk om alle draagconstructies zodanig uit te voeren dat de ruwbouw in principe tegelijkertijd ook afbouw is. Bovendien heeft de draagconstructie (gevels, gangwanden) tevens een ruimtescheidende functie.